Meer dan in het verleden zullen alle belastingplichtigen de aan hen opgelegde voorlopige aanslagen voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting kritisch moeten beoordelen. Dat heeft te maken met de door de Belastingdienst te heffen rentepercentages, indien er later bijbetaald zal moeten worden.
Om te voorkomen dat er (veel) rente moet worden betaald, moet beoordeeld worden of de aanslagen een juiste schatting van het inkomen of de winst weergeven. Overigens ook als er geen voorlopige aanslag 2014 is opgelegd, kan het verstandig zijn om een voorlopige aanslag opgelegd te krijgen.
Veelal zal de voorlopige aanslag gebaseerd zijn op de inkomens of de winsten uit voorgaande jaren. Bij weinig wisselende niveaus zal dan de voorlopige aanslag niet veel te hoog of veel te laag zijn. Indien blijkt dat de voorlopige aanslag te laag is, kan men aan de Belastingdienst verzoeken een nadere voorlopige aanslag op te leggen tot een hoger bedrag. Men dient dan het te verwachten inkomen of de winst goed in te schatten.
Per 1 januari 2014 heeft de Belastingdienst minimumpercentages (hoger kan wel, maar lager niet) voor de belastingrente ingevoerd: voor de inkomstenbelasting is dat 4% en voor de vennootschapsbelasting maar liefst 8%. Dat hoge percentage voor de vennootschapsbelasting is gebaseerd op de wettelijke rente voor handelstransacties per 1 januari 2014. Voor de inkomstenbelasting geldt de wettelijke rente voor niet-handelstransacties. De Nederlandsche Bank stelt de wettelijke rentes om de drie maanden vast en heeft de rente voor handelstransacties per 1 april 2014 vastgesteld op 8,25% en voor niet-handelstransacties op 3%, waardoor de belastingrente vanaf die datum voor de vennootschapsbelasting dus 8,25% wordt en voor de inkomstenbelasting 4%, omdat het vastgestelde percentage lager ligt dan het minimum van 4%.
De belastingrente wordt berekend vanaf 1 juli na afloop van het betreffende belastingjaar. Over 2013 wordt dus vanaf 1 juli 2014 belastingrente berekend over een dan nog bij te betalen bedrag aan belasting.