Wat heb je er aan als je de slag gewonnen hebt, maar uiteindelijk blijkt dat je de oorlog verloren hebt. Dat gevoel komt op als je kijkt naar de ontwikkelingen rondom de omzetbelasting (ook wel aangeduid met BTW) over het privé gebruik van de auto.
Op grond van de Wet op de omzetbelasting mag een ondernemer die belaste prestaties verricht voor de omzetbelasting de BTW die aan hem in rekening wordt gebracht in mindering brengen op de af te dragen BTW. Dit geldt ook voor de BTW op brandstof en onderhoud van de auto van de zaak. Als de auto ook voor privé doeleinden wordt gebruikt, moet de ondernemer aan het einde van het jaar een deel van de verrekende BTW weer aangeven. Deze correctie was gekoppeld aan de bijtelling voor de loon- en inkomstenbelasting. En hier wringt de schoen. De rechtbank in Haarlem heeft namelijk geconstateerd dat er verschillende bijtellingspercentages worden gehanteerd en dat is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met de Wet op de omzetbelasting. De rechtbank kwam vervolgens tot de conclusie dat er daarom geen correctie van afgetrokken BTW diende plaats te vinden. De Belastingdienst zal tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan. Het is echter niet helemaal uit te sluiten dat ook in de hoogste rechtsinstantie dit oordeel van de rechtbank wordt bevestigd.
Politieke reactie
Inmiddels heeft de politiek al gereageerd. Enerzijds omdat Europese regelgeving een correctie verplicht stelt en anderzijds omdat dit zou leiden tot een budgettaire derving van circa € 0,5 mld. per jaar. Vanaf 1 juli 2011 wordt het gebruik van de auto van de zaak voor privé doeleinden aangemerkt als (fictieve) dienst voor de omzetbelasting. Dit zou dan leiden tot heffing over het werkelijke privé gebruik, hetgeen administratief zeer lastig zou worden. Daarom is besloten om ook een makkelijker alternatief aan te bieden. Als men hiervoor kiest, bedraagt de af te dragen BTW 2,7% van de catalogusprijs (inclusief BTW en BPM) van de betreffende auto. Dit bedrag moet men afdragen over het laatste kalenderkwartaal. Uiteraard wordt dit percentage berekend afhankelijk van het aantal dagen dat de auto mede voor privé doeleinden ter beschikking staat. Het is nu alleen nog even de vraag hoe de fiscus zal omgaan met de BTW–correctie over de periode 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011. Dit hangt mede af van de uitkomst van het hoger beroep dat de Belastingdienst heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank in Haarlem. Er kan dus geconcludeerd worden dat er niet heel veel plezier zal worden beleefd aan de uitspraak van de rechtbank Haarlem.