Niet alle huwelijkse voorwaarden zijn gelijk. Veel echtparen die onder huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd, hebben daarin een periodiek verrekenbeding door de notaris laten opnemen.
Met periodiek verrekenen wordt bedoeld dat men jaarlijks de besparingen van het afgelopen jaar (dat is het deel van beide inkomens dat resteert na betaling van de kosten van het huishouden) veelal 50-50 zal moeten verdelen. Het komt echter veel voor dat men die verdeling achterwege laat.
Een recent arrest van de Hoge Raad laat zien dat het aanbeveling verdient om wel periodiek te verrekenen. Dat kan overigens ook nog geschieden nadat men dat enkele jaren heeft overgeslagen.
Indien echter bij het einde van een huwelijk blijkt dat er geen uitvoering is gegeven aan het periodiek verrekenbeding, zal alsnog een verdeling moeten plaatsvinden en partijen zijn het dan vaak niet meer met elkaar eens, zodat de rechter er aan te pas moet komen. Zo ook in de uiteindelijk aan de Hoge Raad voorgelegde zaak. De Hoge Raad (en ook al het Hof) bepaalde dat in een dergelijk geval het vermoeden geldt dat dan het gehele vermogen, zoals dit is opgebouwd tijdens het huwelijk, gelijkelijk moet worden verrekend.
De situatie was als volgt: het huwelijk was gesloten in 1981, onder huwelijkse voorwaarden. Als onderdeel van deze huwelijkse voorwaarden was een jaarlijks verrekenbeding opgenomen. Dat werd echter gedurende het huwelijk niet nageleefd. De man richtte in 1986 een eigen BV op met 35.000 gulden. Diezelfde aandelen zijn in de loop der tijd fors meer waard geworden en zouden eigenlijk niet in de periodieke verdeling worden meegenomen (de waardestijging viel niet onder de te verdelen jaarlijkse besparingen). In 2007 bleek de waarde ongeveer drie miljoen te zijn geworden. Als in 2010 wordt besloten tot echtscheiding, oordeelt het Hof en ook de Hoge Raad dat de volledige waarde van de aandelen nog wel moet worden verrekend. Gevolg was dat 50% van de waarde van de aandelen moest worden uitgekeerd aan de ex-echtgenote.