Tot 1 januari 2010 kwam het veelvuldig voor dat ouders de woning overdroegen aan hun kinderen onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik (het recht om in de woning te wonen). De volle eigendom van de woning werd dan gesplitst in het zogenaamde vruchtgebruik (in handen van de ouders) en de bloot eigendom (in handen van de kinderen). Daarmee kwam de woning op naam van de kinderen. Bij overlijden van de ouders kon dan zonder betaling van erfbelasting de volledige eigendom van de woning in handen komen van de kinderen. Vanaf 1 januari 2010 is er echter geen voordeel meer te behalen met het op naam van de kinderen zetten van de woning. Onder de vanaf dat moment ingevoerde nieuwe wetgeving zijn de kinderen namelijk erfbelasting verschuldigd over de waarde van de woning bij overlijden van de ouders. Is de woning dus in waarde gestegen tussen het moment van overname en het moment van overlijden van de ouders, dan moet over de waardestijging voortaan erfbelasting worden afgerekend.
Overgangsregeling
Tegen deze regeling is veel geageerd. Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft recent aangegeven een overgangsregeling te introduceren voor bepaalde situaties waarin ouders aan kinderen de woning hebben overgedragen.
Het overgangsrecht zal alleen gelden voor situaties die zijn ontstaan door een overdracht van de woning vóór 1 januari 2010. Het overgangsrecht zal inhouden dat de betreffende kinderen (de belastingplichtige erfgenamen) bij het overlijden van (één van) hun ouders mogen uitgaan van de waarde van de woning op het tijdstip van de rechtshandeling waarbij de woning is verkregen/gekocht van de ouders, vermeerderd met de waardestijging van 1 januari 2010 tot de datum van overlijden. Hierdoor blijft een waardestijging tussen het moment van de overdracht van de woning en 1 januari 2010 buiten de heffing van erfbelasting
Dit overgangsrecht zal gelden voor alle nalatenschappen die zijn opengevallen vóór 1 januari 2010. Zou echter de aanslag erfbelasting inmiddels al onherroepelijk vaststaan, dan kan een verzoek om ambtshalve vermindering worden ingediend.