Wijzigingen in belastingheffing 2011


Op dinsdag 22 december 2010 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Belastingplan 2011. In dit artikel treft u een overzicht van de belangrijkste wijzigingen. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar wijzigingen met betrekking tot de inkomstenbelasting, loonbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en overdrachtsbelasting Inkomstenbelasting.De nieuwe regels voor het fiscaal partnerschap komen erop neer dat er niet meer kan worden gekozen: u bent fiscaal partner of u bent het niet. Belastingplichtigen worden alleen als fiscaal partner beschouwd als aan één of meerdere van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
– de partners hebben een notarieel samenlevingscontract gesloten;
– of ze hebben samen een kind;
– of één van de partners heeft een kind en de ander heeft dit kind erkend;
– of ze zijn als partners aangemeld voor een pensioenregeling;
– of ze zijn allebei eigenaar van de woning die het hoofdverblijf is.
De tariefschijven voor box 1 zien er als volgt uit:

– belastbaar inkomen tot € 18.628: 33%;
– van € 18.628 tot € 33.436: 41,95%;
– van 33.436 tot € 55.694: 42%;
– boven € 55.694: 52%.

Ook ongewijzigd blijft de heffing in box 3 (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen), namelijk 1,2% belasting over de grondslag sparen en beleggen. Per 1 januari 2011 geldt voor de vaststelling van de rendementsgrondslag voor box 3 nog maar één peildatum, waar dit tot en met 2010 nog twee peildata waren (1 januari en 31 december van het jaar). Vanaf 2011 wordt de rendementsgrondslag gepeild op 1 januari van het kalenderjaar. Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige recht op een heffingvrij vermogen van € 20.785 (was € 20.661 in 2010). Fiscale partners hebben in 2011 samen een vrijstelling van € 41.570. De tijdelijke regeling voor versnelde afschrijving op investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen wordt met een jaar verlengd. Dit betekent dat bedrijven die investeringen doen in het kalenderjaar 2011 deze in twee jaar kunnen afschrijven waarbij in het investeringsjaar ten hoogste 50% willekeurig mag worden afgeschreven (zie ook het artikel over dit onderwerp op pagina 2). Voor verlies uit werk en woning is de achterwaartse verliesverrekening drie jaar. Voor het verlies uit aanmerkelijk belang is de achterwaartse verliesverrekening één jaar. De voorwaartse verliesverrekening voor het verlies uit werk en woning en het verlies uit aanmerkelijk belang is negen jaar. Het overgangsrecht bepaalt dat tot en met 2011 alle nog niet verrekende verliezen uit aanmerkelijk belang kunnen worden verrekend met de inkomens uit aanmerkelijk belang.
Loonbelasting
Per 1 januari wordt een nieuwe regeling ingevoerd: de werkkostenregeling. Door deze regeling kan, naast een aantal gerichte vrijstellingen, maximaal 1,4% van het totale fiscale loon (de ‘vrije ruimte’) worden besteed aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen voor werknemers. Over het bedrag boven de vrije ruimte (en afgezien van de gerichte vrijstellingen) moet de werkgever loonbelasting betalen in de vorm van een (gebruteerde) eindheffing van 80%.
De werkkostenregeling komt in de plaats van de huidige regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Het is nog niet verplicht gebruik te maken van de werkkostenregeling. Tot en met 2013 mag ieder jaar gekozen worden voor de werkkostenregeling of voor de bestaande regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Na 2013 geldt de werkkostenregeling voor alle werkgevers.
Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen kunnen onbelast worden vergoed en verstrekt zonder dat dit ten koste gaat van de vrije ruimte. De werkkostenregeling kent gerichte vrijstellingen voor bijvoorbeeld de volgende vergoedingen en verstrekkingen:

– vervoer en reiskosten;

– kosten van tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking;
– maaltijden als gevolg van overwerk, koopavonden, dienstreizen en dergelijke;
– Bijscholing, cursussen, congressen, vakliteratuur, training en dergelijke, voor zover ze van belang zijn voor het werk van de werknemer (inclusief kosten van inschrijving in een beroepsregister).

Daarnaast geldt voor bepaalde soorten loon in natura geldt een nihilwaardering, bijvoorbeeld voor voorzieningen op de werkplek zoals bedrijfsfitness, de vaste computer, het kopieerapparaat en de vaste telefoon, consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd en de kosten en het rentevoordeel van een personeelslening voor de eigen woning van uw werknemer als deze zonder deze nihilwaardering aftrekbaar zouden zijn in de inkomstenbelasting.

Vennootschapsbelasting
Bij een winst tot € 200.000,- is het belastingtarief 20% en daarboven 25%. De tijdelijke verruiming van de achterwaartse verliesverrekening wordt met een jaar verlengd. Dit houdt in dat de bestaande mogelijkheid tot terugwenteling van verliezen van één jaar op verzoek wordt verlengd tot drie jaar. In ruil hiervoor wordt dan de huidige voorwaartse verliesverrekening van negen jaar ingekort tot zes jaar. Deze maatregel gold al voor de belastingjaren 2009 en 2010.

Omzetbelasting

Tot 1 juli 2011 is het verlaagde btw-tarief van 6% van toepassing op de arbeidskosten (niet op materialen) bij renovatie en herstel van woningen ouder dan twee jaar. Deze maatregel geldt al sinds 1 oktober 2010. Daarnaast bestaat sinds medio 2009 ook het lage tarief van 6% voor schilder- en stukadoorswerk en het laten aanbrengen van isolatiemateriaal aan dak, muur, en vloer van woningen ouder dan twee jaar.

Overdrachtsbelasting
Voor woningen die in 2011 gekocht worden en die binnen twaalf maanden een tweede keer van eigenaar wisselen, is bij de tweede aankoop alleen overdrachtsbelasting verschuldigd over de eventuele winst. Dit is een tijdelijke uitbreiding van de termijn, want in de reguliere regelgeving geldt de vrijstelling alleen als een woning twee keer wordt verkocht in een tijdsbestek van zes maanden. De verruiming geldt tot en met 2011.